Ik sta voor het raam, en staar naar buiten. Ik tel de krokussen en vraag me af hoeveel huizen er zijn in de wereld. Jij komt dichterbij geslopen, en ik zie je niet. Je arm glijdt om mijn middel, en ik weet meteen dat jij het bent. Je vraagt me ‘Wat is er?’ En ik antwoordt glimlachend, ‘Niks’. Ik krijg een kus op mijn wang en ik leg mijn hoofd op jouw schouder. Ik staar weer naar buiten. Ik vraag me af hoeveel sproetjes je hebt…
Ik sta voor het raam, en staar naar buiten. Ik tel de krokussen en vraag me af hoeveel huizen er zijn in de wereld. Jij praat met vrienden even verderop, en negeert me. Je merkt niet dat ik besta. De realiteit dringt tot me door. Ik vraag me af hoelang het duurt voordat ik jou sproetjes mag tellen..