Ik schrijf graag shorts.
Hier is er ééntje voor jullie.
(Mis)daad van ons hart.
De golven kletteren over het stenen strand, vogels vliegen door de lucht en schreeuwen over mijn schande. De blauwe lucht strekt zich boos over ons uit, steeds verder spreid hij zijn grauwe wolken. Het geurt hier naar aangespoelde vissen en goedkope, misplaatste sex. Nog geen vijf meter van me vandaan zit hij. We zitten al een half uur zonder te praten voor ons uit te staren. Zijn shirt heeft hij half aangetrokken, en ik erger me aan hoe een plukje van zijn haar net zijn oog lijkt te raken, maar het toch niet doet. Ik vraag me af of hij wel door heeft dat hij zijn arm nog door de mouw van zijn gebreide trui moet steken, maar het is niet het moment om te praten.
‘Het had nooit mogen gebeuren.’ bijt hij me toe, en werpt een steen over het water. Hij stuitert. Één, twee, drie keer.
Ik kijk naar hem, zijn ogen lijken hopeloos verloren in gemengde gevoelens en het vooruit zicht van gebroken harten en waarschijnlijk ook borden en ramen. Het had inderdaad nooit mogen gebeuren, het was niet de juiste tijd, de juiste plek. Het was niet de juiste persoon. Ik zou niet aan hem mogen denken, niet nu, niet hier. Ik had mijn handen niet mogen laten glijden over zijn borst, zijn buik, zijn benen. Hij had de lust niet uit mijn ogen mogen lezen, ik had de lust niet mogen hebben.
‘Het is niet een foutje. Het kan niet gebeuren & het betekende wél wat. Het is geen mis-stap, het is een kleine misdaad, en ik heb geen goede reden.’ Hij werpt een tweede steen het water in. Hij stuitert. Één, twee, drie keer.
Ik durf niet meer naar hem te kijken. Ik wil niet weten hoe het is om er gebroken uit te zien, dat zie ik straks nog wel. Hij zal het haar moeten vertellen, want ze kan een geheim van zijn lippen lezen zonder ook maar een woord erover gehoord te hebben. En ik? Misschien vertel ik wel niks, ik kan wel leven met another crime.
wow nice!
maaruh wil je je ff voorstellen?
Het zullen niet mijn haren zijn..
Ik kijk het rood-wit geblokte zeil dat de keukenvloer bedekt. Rondom mij liggen plukjes glinsterend zwart haar, elk plukje verschilt van lengte. Ik ga met mijn hand over mijn hoofd, en ik voel niet meer dan verdwaalde kale plekken, en haar dat in stroken over mijn hoofd ligt. Ik pak het handspiegeltje van het aanrecht, dat bezaait ligt met vieze borden van de spaghetti van gisteravond. Mama kan zo fijn koken. Het spiegeltje haal ik langzaam voor mijn gezicht, en mijn voeten schuifelen ongeduldig heen en weer in het plasje haren op de grond. Als ik mezelf zie laat ik het spiegeltje van schrik vallen. Bijna springen de tranen in mijn ogen, maar ik weet waar ik het voor doe.
‘Ik vind je haren mooi.’ zei hij terwijl hij zachtjes over mijn half blote schouders aaide. ‘Ze vallen zo heerlijk onder je borstjes. Vind je het erg dat ik dat zeg?’ Hij keek me aan met strenge ogen, en hoe graag ik ook ja wou zeggen, het lukte me niet. Hij streelde door mijn haar, en legde zijn hand op mijn borsten. ‘Marco! Dit hoort niet!’ zei ik zachtjes, ‘Ik wil het niet, Marco! Als mama erachter komt, mag je hier nooit meer komen.’ Hij lachte gemeen, en kneep even in mijn borsten. ‘Je weet heus wel dat je me opwind, Derrya. Je speelt altijd met die zwarte plukjes haar van je, en vanaf de bank kijk je me aan. Ik wil je.’ Ik stapte achteruit, maar hij deed gewoon mee. ‘Als jij het aan je moeder verteld, zal ik zeggen dat je het zelf wou. Ik zal zorgen dat ze je haat, diep van binnen. Ze zal je verstoten. Wie gelooft ze nou eerder, denk je. Ik een volwassen en nette man, met normen en waarden, die ze al vanaf haar vijfde jaar kent. Of jou, een 16 jarig ontspoord pubertje.’ Ik hing mijn handen langs mijn lichaam, ik wist dat hij gelijk had. De laatste tijd had ik al zoveel problemen veroorzaakt, mama zou het niet raar vinden als ik het zelf uitdaagde.
Sinds die eerste keer, kwam hij ineens veel vaker langs. Mama vond het wel gezellig, ze moest eens weten. Als mama even boodschappen deed, vond hij het fijn om zijn handen op mijn lichaam te plaatsen. En altijd begon hij over mijn haren. Mijn zwarte, lange, gladde haren. Dat was de reden dat ik hem zo opwond, zei hij. Het was mijn eigen schuld, ik was gemaakt om te plezieren.
Ik pak veger en blik en veeg de haren van de grond, samen met de stukjes van de spiegel. Ze weerspiegelen het haar en daardoor lijkt het nog immens veel meer. Ik gooi ze in een vuilniszak, en gooi die uit het raam. Van boven pak ik een pet, en trek mijn rokje uit. Ik hijs me in een broek en zucht. Rokjes, moest ik altijd van hem. Moet ik. Vandaag niet. Vandaag is het voorbij. Ik pak alle rokjes uit mijn kast, en stop ze in de kluis op mama’s kamer. Vluchtig werp ik mijn ogen op de horloge die om mijn magere pols hangt, voor één keer vallen mijn littekens me niet op. Vijf over half één, over vijf minuten is hij er weer. Ik vouw mijn handen samen en bid snel naar boven, niet dat ik in god geloof, maar als hij er toch is kan hij me nu goed bijstaan.
‘Lieve heer, laat het voorbij zijn. Laat mij niet weer zijn lichaam tegen de mijne hoeven voelen, laat hem afstand houden. Geef mij niks aan mijn lichaam wat hem op zou kunnen winden, en gebeurt het wel, het zullen niet mijn haren zijn.’
Als twee druppels water verschilden ze van elkaar. Hij zacht en wijs, zij hard en onbezonnen. Hij dacht na over elke stap die hij zette, wilde weten wat voor invloed dit zou hebben op wat nog komen zou, terwijl zij gedachteloos heen en weer rende, denkend dat zij haar leven niet hoefde uit te stippelen, die was toch al bepaald. Ze kwam heus wel op het punt waar ze uiteindelijk moest zijn, en ze wist niet waarom ze van de weg ernaar toe dan niet mocht genieten.
Hij rustig en afwachtend, zij spontaan en ondernemend. Waar hij eerst de kat uit de boom zou kijken, had zij de kat er allang uitgeschopt om er vervolgens gezellig mee te knuffelen. Hij vond het fijn om iets te hebben waar hij op kon bouwen, een stukje zekerheid, een appeltje voor de dorst, terwijl zij dat appeltje allang naar binnen had gewerkt, want dorst heb je niet in Nederland. Ze vond het heerlijk om zich onoverdacht in het diepe te storten en een vrije val te maken, er van uitgaand dat er uiteindelijk toch wel iemand voor parachute zou spelen.
Hij stevig en stijf, zij slank en soepel. Hij had het lichaam genomen waarmee geen andere man zich wou inladen – ‘Het draait immers allemaal om er wat zich daar binnen vormt’-, terwijl zij als eerste in de rij had gestaan en een lijf had gekozen waar elk meisje ( en ook menig man) ’s nachts van droomde. Hij stond stilletjes in een hoekje te genieten van een sigaret, mopperend over het feit dat het weer is in zijn rug geschoten was, wanneer zij haar ledematen ritmisch om haar mooie lichaam bewoog, schuddend met wat god haar gegeven had. Hij stond liever niet in de belangstelling, want leedvermaak was niet waar hij van genoot, terwijl zij graag alle ogen op haar liet vallen, ze wist hoe ze zonder woorden iedereen in de ban van haar gedans kon krijgen.
Ja, ik weet het helemaal zeker. Ze verschilden van elkaar als twee druppels water, maar hadden elkaar nodig en hoorden bij elkaar als een peper-en-zout stel.
mooie stukjes maar irritant dat het neit verder gaat :6