Hooi :]
Ik zit nu op school.
En wij -hedwig en ik- moeten voor NAW een proefje doen. Gewoon een korte. En dan moeten we die volgende week gaan presenteren.
Maar wij zijn helemaal niet slim of creatief.
Dusseh.
Iemand die toevallig nog een kort proefje weet wat we kunnen doen?
Je moet er niet te veel voor nodig hebben enzow.
En het moet in de richting van natuurkunde, scheikunde, wiskunde of verzorging ofzo gaan.
Danku :)
@Missy wrote:
H2O2 !
En je moet al helemaal niet met cijfers aankomen :’) Scheikunde 3de klas :’) Al die afkortingen uit je hoofd leren. Toen had ik nog wel een 10, though :p
Zeg, kom jij eens met een leuk proefje voor ze, want jij hebt die afgrijselijke vakken in je profiel.
*Zucht* Dat gaat dus echt niet lukken :p
Ik zit ff te denken.. Je kunt opzich je scheikundeleraar vragen naar thermoplasten.. Je kunt bijvoorbeeld heel makkelijk laten zien hoe nylon wordt gemaakt. Dat is nog grappig ook. Of je kunt een plastic bekertje nemen en die in een bepaald middel stoppen, waardoor het een plat schijfje wordt :’) Ik zou zeggen: vraag wat aan je scheikundeleraar, die weet vast wel wat leuks :)
Oh oh oh! Neem 2 dozen, zet die ongeveer 20 centimeter van elkaar en leg een A4’tje zo dat hij dus op de randen van beide dozen ligt. De uitdaging is om te kijken of iemand een potlood op dit A4’tje kan leggen zonder dat alles naar beneden valt. Niemand kan dit natuurlijk, gezien dat niet mogelijk is (natuurkundig gezien). Pak nu het blaadje, maak er een propje van, vouw hem weer uit (strijk hem een beetje plat) en leg er nu een potlood op. Het potlood blijft nu liggen en het blaadje valt niet naar beneden. Hoewel een brug van spaghetti ook cool is :p
Nou, het is ons gelukt hoor.
We hadden een 7,5 voor onze bruggen en het onderzoekje erom heen. En we hadden een 7 voor de presentatie.
Oke, nu -ik ben de enige die dit topic gebruikt :’)-
Ik moet voor wiskunde allemaal opdrachten over de stelling van pythagoras maken, en dat is fucking moeilijk.
En ik moet voor filosofie een kantje mijn mening geven over de uitspraak ‘Wie weet wat goed is, doet het goede’
Fack. Ik vind helemaal niks.
Tja. Ook. Maar dan allemaal gedoe eromheen.
Met een kleine driehoek en die is gelijkvormig en dan wordt hij bijv a keer zo groot. en een andere past er dan tegen aan en die wordt b keer zo groot, samen zijn die een grote driehoek en die is dat c keer zo groot. En dan aan het eind, als je een heel blaadje vol hebt gekrabbel staat er alleen de stelling van Phytagoras.
en nu ook phytagoreische drietallen ofzeu. Allemaal heel vermoeiend.
Maar, dit hoort eigenlijk meer bij het klaagtopic. Dusja.
Laten we maar ontopic gaan. Ik ga wel ergens anders klagen :’)
aah. ik snap het niet :S
ik moet ‘bewijzen’ dat 28 een volmaakt getal is. Maar de delers die ik vind zijn : 1,2,7.
Nu zegt zo’n site :
Definitie
Een volmaakt getal is een getal waarvan de som van de delers (met uitzondering van dat getal zelf) gelijk is aan dat getal.
Voorbeeld
28 = 1 . 2 . 4 . 7 . 14 = 1 + 2 + 4 + 7 + 14
Maar 4 en 14 zijn geen priemgetallen dus dan klopt dat toch niet :S
Wtf. ik snap het niet.
Iemand?
Delers hoeven ook geen priemgetallen te zijn. In dit geval vragen ze gewoon om de getallen waardoor je het getal kunt delen.
28 Kun je delen door 1, 2, 4, 7 en 14, namelijk:
28 / 1 = 28
28 / 2 = 14
28 / 4 = 7
28 / 7 = 4
28 / 14 = 2
De som van al deze delers is 28.
Een ander voorbeeld is 496. Die is deelbaar door 1, 2, 4, 8, 16, 31, 62, 124 en 248. Bij elkaar opgeteld is dat 496.
Er is zelfs een formule om volmaakte getallen uit te rekenen..
Over je filosofieding:
‘Wie weet wat goed is, doet het goede’
Het probleem bij deze stelling, is dat “het goede” subjectief is. Iedereen heeft een ander beeld van “het goede”. Hier kun je verder op in gaan door te zeggen dat iedereen naar hetgeen streeft wat goed is voor hen, oftewel wat zijzelf goed vinden. Zo zal iemand altijd “het goede” doen. Gewoon nog wat meer zinnen bij lullen en voorbeelden geven en je bent klaar.
HELP WANTED!
Ik moet voor morgen een Duits boek uitlezen, maar ik kom er gewoonweg NIET doorheen. Tis saai [ik weetook wat er gaat gebeuren en ’t wordt er niet beter op], ik snap er niks van [ik kan een hele bladzijde lezen zonder enig idee te hebben wat er staat] en en en
‘T LUKT GODVERDOMME NIET!
Hulp?
Is er geen Nederlandse/Engelse versie van?
http://www.sparknotes.com voor de allerbeste samenvattingen.
Wat ik meestal doe als ik niet door iets heen kom is verdiepen in die taal. Ga gewoon de hele dag proberen duits te praten, zet de duitse radio om op zodat je ook duits om je heen hoort. Als je dan gaat lezen zijn je hersenen er al aan gewend om Duits te registreren en zullen ze makkelijker Duits gaan lezen.
Werkt bij mij vaak wel. Je kunt het proberen.
Ja, hoor. Kom ik weer aan xD
Voor Nederlands moet ik verdieping over spreekwoorden maken. Ongelofelijk saai dus.
Nu is er een opdracht waar je de verschillen en de overeenkomsten tussen spreekwoorden en uitdrukkingen moet geven. Ik kan helemaal niks vinden op internet en, natuurlijk, weet ik het zelf niet, want ik ben dom. Iemand die dit toevallig wel weet?
iig, al bedankt voor het lezen ^^
Moet je V&O (verschillen en overeenkomsten) aangeven tussen de begrippen “spreekwoorden” en “uitdrukkingen” of moet je V&O aangeven tussen verscheidene “spreekwoorden” en apart nog van verscheidene “uitdrukkingen”? In het laatste geval zijn de overeenkomsten altijd de basisprincipes.. Spreekwoorden zijn meestal zinnen, uitdrukkingen meestal een zinsdeel die naar de verbeelding spreekt..
Oke, ik ben nu pas op de hoogte dat deze topic bestaat :p
Maar dus mijn probleem is wiskunde. Analytische meerkunde met die functies enzo.
De opdracht is dus: Van een driehoek ABC geldt: A(-3,1); B(7,5); C(-1,-3). Bepaal de vergelijkingen van de dragers van de zijden.
Ohja we zijn bezig met eerstegraadsfunctie.
Hoe moet je deraan beginnen, wnat ik snap er de ballen van. En tis nogal dringend :S
Ik snap wiskunde niet :'(.
Het is vergelijkingen, dat snap ik nog. Maar nu met haakjes. Vreselijk.
Nja de som was: 1/2(20-x) = 2x + 5
1/2 is dan een half. zeg maar 0,5 maar met zo’n streepje tussen de een en de twee.
Ik had gedaan..
1/2(20-x) = 2x + 5
1/2x – 10 = 2x + 5
1/2x = 2x + 15
-1 1/2x = 15
x = 10
..maar Hedwig had x = 0.5
En ik snap zwz dat hele haakjesgedoe niet..
Iemand =) ?